20 tips voor het maken van ijzersterke surveys

Met de surveytechnologie van TuesdaySurveys maak je zelf mobielvriendelijke, intelligente en visueel aantrekkelijke online vragenlijsten.
Je hebt altijd en overal toegang tot je surveys. Je hoeft zelf niets te installeren en kunt met bijna alle devices onze technologie gebruiken. Er is geen programmeerkennis nodig voor het opzetten van je surveys. En in de online rapportage-omgeving kun je in real-time de resultaten zien. De uitgebreide mailtool tenslotte maakt het versturen van professionele uitnodigingen heel eenvoudig.

Om je verder op weg te helpen hebben we onderstaande 20 tips uit het veld voor je verzameld.

Terug naar Kennisbank

1. Begin with the end in mind
Wat ga je doen met de resultaten? Wat is je surveydoel?
Maak op 1 of 2 A-4 een overzicht van je vragen en leg daarop meteen ook de antwoorden voor je vragenlijst vast.

2. Formuleer je vragen met de doelgroep en jouw surveydoel in je achterhoofd.
Let op formeel of informeel taalgebruik.
Begrijpt jouw doelgroep de vragen?
Is jouw doelgroep de Nederlandse taal voldoende machtig? Bied je survey als nodig in een vertaalde versie aan.

3. Zorg voor een goede structuur van je survey.
Probeer de vragen die over een bepaald onderwerp gaan bij elkaar te zetten.

4. Houd je survey zo kort als nodig en mogelijk.
Er is geen exact antwoord op de vraag naar hoeveel vragen een survey moet of mag bevatten. We raden aan om zo weinig vragen te gebruiken als je nodig hebt om de gewenste informatie te krijgen. 15 vragen is een mooi gemiddelde maar soms heb je aan 5 vragen al genoeg. Vermijd ellenlange vragenlijsten. Voorkom overlapping van vragen. Denk aan de mogelijkheid om je survey op te delen in pagina’s.

5. Je survey valt of staat met jouw taalgebruik.

  • Stel korte, heldere, neutrale en concrete vragen die maar op één manier zijn uit te leggen.
  • Vermijd te veel vaktermen of jargon.
  • Ben concreet. Verwijs naar plaats en tijd, benoem aantallen. Niet “Heeft u de afgelopen tijd …” maar bijvoorbeeld wel ‘Heeft u het afgelopen kwartaal …’.
  • Vermijd vage woorden. Probeer ‘vaak’ en ‘soms’ te vermijden, ook in de antwoordcategorieën. Ze worden verschillend geïnterpreteerd. Daarom is het beter om te vragen naar een specifiek aantal keren.
  • Ben objectief (niet suggestief).
  • Vermijd lange ingewikkelde of ambigue vragen.
    Hoe het niet moet: “Ik ben tevreden over de kwaliteit van de cursus”. Wat is kwaliteit? Bedoel je de cursusruimte, de competentie van de docent, het niveau van de medecursisten, …?
    Vraag niet: “Hoe vaak ga jij de stad in?” Voor de een is dit winkelen, voor de ander uitgaan. Wat wil jij precies weten? Gebruik woorden die zo concreet zijn dat er geen ruimte overblijft voor eigen interpretatie.
  • Vermijd dubbele ontkenningen. Bij een dubbele ontkenning staat er een ontkenning (‘niet’ of ‘geen’) in de vraag. Vermijd dus bijvoorbeeld de stelling: ”Ik ben niet altijd voorbereid op nieuwe situaties”, of “Ik ben niet ontevreden over met wat ik gezien heb”.
    In deze voorbeelden kun je beter het woordje ”niet” weglaten om verwarring te voorkomen.

6. Stel één vraag tegelijk. Vermijd meervoudige vragen.
Vraag dus niet: “Vind je de nieuwste iPhone aantrekkelijk vormgegeven en zou je deze aanschaffen? (Zeker niet / Zeker wel)”. Stel dat de respondent de iPhone mooi vindt, maar hem niet wil kopen. Welk antwoord moet de respondent dan aanvinken?

7. Stel vooral gesloten vragen en niet teveel open vragen.
Bij open vragen formuleert een respondent zelf het antwoord op een vraag. Bij gesloten antwoorden geeft de respondent antwoord door één of meer antwoordmogelijkheden te selecteren.
Gesloten vragen zijn makkelijker te analyseren.
Open vragen zijn goed voor feedback maar veel respondenten zullen weinig tekst typen.
Het is soms interessant om een open vraag te stellen wanneer je onbekende achterliggende redenen of motieven wil weten.

8. Probeer eerst algemene vragen te stellen en pas daarna specifieke vragen.
Deze methode wordt ‘Funnel Design’ genoemd. Vraag bijvoorbeeld eerst naar de algemene indruk over de cursus en pas daarna specifiek over bijvoorbeeld de beoordeling van de docent, zoals deskundigheid.

TIP ! Door te beginnen met een eenvoudige vraag, zoals een ‘ja / nee’ vraag, kun je het responspercentage van je survey aanzienlijk verhogen. Als mensen eenmaal zijn begonnen om een survey in te vullen, is de kans groter dat ze deze afmaken. Dit wordt ook wel het ‘voet-tussen-de-deur-principe’ genoemd.

Je kunt ook de omgekeerde methode hanteren (Inverted Funnel Design): begin met heel specifieke vragen en eindig met algemene vragen.

9. Denk aan een toelichting en/of instructie bij de vraag.
Voeg een omschrijving onder de vraag toe zodat de vraag context krijgt en daarmee beter te begrijpen wordt. Bij sommige vragen kun je eventueel een instructie schrijven waarin je duidelijk aangeeft hoe de betreffende vraag moet worden ingevuld.

TIP ! Wees voorzichtig met voorbeelden in de vraag. Het gevaar bestaat dat de respondent dan alleen aan deze voorbeelden denkt. Bijvoorbeeld in de vraag: “Hoe vaak onderneemt u een culturele activiteit als een museumbezoek of toneelstuk”, kan de respondent denken dat een bezoek aan een festival, of een balletvoorstelling er niet bij hoort.

10. Als van toepassing, neem de antwoordcategorie ‘niet van toepassing’ op.
Probeer dit bij vragen waarbij dit kan spelen altijd op te nemen, hiermee voorkom je dat respondenten zomaar iets antwoorden.

11. Maak niet alle vragen verplicht.
Geef de respondent de mogelijkheid om vragen over te slaan.

12. Maak gebruik van antwoordschalen
Maak waar mogelijk gebruik van Likertschalen. Een Likertschaal is een serie van vijf of zeven meerkeuzeantwoorden, waarmee je begrippen die lastig kwantificeerbaar zijn, toch meetbaar kunt maken. Als je de mening van een respondent wil weten op bepaalde vragen of stellingen, is het gebruik van de Likertschaal interessant.
Een Likertschaal wordt in veel onderzoeken als zeer betrouwbaar beoordeeld, is een bekende en veelgebruikte methode en is makkelijk in te vullen.
Meestal wordt een 5-puntscchaal gebruikt, van helemaal eens (1) tot helemaal oneens (5).
Een 7-punts Likertschaal zorgt echter voor meer accuraatheid.
Als je meerdere enquêtevragen met Likertschaal antwoordcategorieën hebt gesteld, kun je vaak interessante analyses uitvoeren.

13. Vermijd sturende vragen en sturende antwoordcategorieën.
Bij een sturende vraag worden respondenten beïnvloed door de manier waarop de vraag gesteld wordt. Daarmee verstoor je onbedoeld je resultaten. Bij een sturende vraag is jouw mening zichtbaar. Als een vraag een mening bevat, zijn mensen geneigd om ermee in te stemmen. De neiging tot instemmen is nóg groter bij onderwerpen waar mensen geen duidelijke mening over hebben en waarbij mensen weinig gemotiveerd zijn om echt na te denken. Probeer altijd neutraal en volledig te formuleren.

Vermijd sturende vragen zoals: “Vond je dit ook zo’n geweldige voorstelling?” of ”Vind je ook dat energiedrankjes zorgen voor meer energie?”. Creëer liever een vraag zoals: ”Wat is je mening over…”.

Probeer ook je antwoordmogelijkheden zo neutraal mogelijk en zo eenduidig mogelijk te verwoorden. Antwoordmogelijkheden moeten ook volledig zijn, anders zijn ze alsnog sturend. Stel dat je vraagt hoe vaak mensen naar de film gaan en de antwoorden zijn Eén keer per week en Eén keer per maand, wat moet iemand dan invullen die om de twee weken naar de film gaat?

14. Stel alleen socio-demografische vragen als dit echt noodzakelijk is.
Ook al geven dit soort vragen over bijvoorbeeld geslacht, leeftijd of opleidingsniveau vaak een heel waardevol inzicht in de samenstelling van de groep respondenten die jouw survey invullen, ze raken aan privacy en liggen daarom steeds gevoeliger.
Bij voorkeur stel je deze vragen pas aan het einde van je survey.
Veel respondenten hebben tijd en moeite gestoken in het beantwoorden van jouw vragen over een bepaald onderwerp en zijn dan bereid de survey ook daadwerkelijk afronden.
Het is daarom het advies om éérst de interessante inhoudelijke vragen te stellen en aan het einde pas de socio-demografische vragen. Stel dit soort vragen bij voorkeur in cijfers zodat je er later goede analyses mee kunt uitvoeren.

15. Knip complexe concepten of ideeën op in meerdere vragen.
Ben kritisch op je eigen vragen.
Mogelijk is in voor jouw survey het matrix-vraagtype geschikt.

16. Varieer in de vraagtypen en (als mogelijk) in de antwoordvolgordes.
Vermijd een lange opsomming van steeds hetzelfde vraagtype.
Let ook op de volgorde van de antwoordopties. De volgorde van antwoordopties heeft een lichte invloed op antwoordtendensen. Respondenten zijn namelijk iets meer geneigd de eerste en laatste antwoorden uit een rijtje te kiezen.

17. Laat altijd zien waar de respondent is in de survey. Hoeveel vragen zijn al beantwoord, hoeveel komen er nog? Ben ik al halverwege?
In het surveysjabloon van TuesdaySurveys ziet de respondent altijd waar deze is / hoeveel van de survey al is ingevuld.

18. Controleer je survey op mobiel en tablet.
De TuesdaySurveys zijn responsive en geoptimaliseerd voor mobiel maar is jouw vraag niet te lang? Sommige woorden passen gewoon niet in de breedte van het scherm van een mobiel.

TIP ! Gebruik een zgn. soft-hyphen (­) om zo’n woord af te breken.

19. Test je survey.
Vraag collega’s, vrienden, je partner. Test eerst op een kleine steekproef uit je doelgroep.

20. Wacht niet te lang met versturen van de uitnodiging
Hier draait het om timing. Bij een koppeling met een webshop wil je de uitnodiging voor de after care pas versturen nadat het product is bezorgd. Bij een klanttevredenheidsonderzoek wil je de uitnodiging zo snel mogelijk na het contact met het servicecenter versturen.